Het is een van de cruciale rollen in ‘het nieuwe samenspel’ tussen hulpvrager en hulpverlener: die van de ergotherapeut. Van oudsher is hij of zij degene die mensen helpt om alledaagse taken weer zelfstandig uit te voeren. Evelien Wieërs is zo’n ergotherapeut, sinds twee jaar werkzaam bij Mijzo. En vooral een ergotherapeut die heilig gelooft in het nieuwe samenspel waar Mijzo in vooroploopt, met het LAT-programma (Langer Actief Thuis). ‘Toen ik deze vacature voorbij zag komen, dacht ik meteen: dat is de toekomst waar we met z’n allen naartoe moeten.’
Ook al overlappen de beschrijvingen van reablement en ergotherapie elkaar: nee, het is niet hetzelfde zegt ‘ervaringsdeskundige’ Evelien. ‘Het is een opmerking die wel vaker gemaakt wordt. Veel ergotherapeuten die horen over reablement zeggen: maar dat doen wij al járen! Maar de kracht is juist dat stukje samenwerking, die interdisciplinaire benadering van de cliënt, samen met de wijkverpleegkundige en de verzorgende.’
Voor Evelien en haar Mijzo-collega’s is reablement daarmee synoniem met zorg-nieuwe-stijl. ‘Mensen willen langer thuis wonen. De oudere van tegenwoordig is een heel andere dan die van twintig, dertig jaar geleden. Ouderen hebben nu behoefte aan autonomie, aan regie. Die zitten niet meer te wachten op een wijkverpleegkundige die ergens tussen acht en twaalf uur komt.’
Tweedeling in cliënten
Al geldt die typering niet voor iedere cliënt, weet ze zelf ook. ‘Er is een tweedeling. Je hebt aan de ene kant de ouderen die gaan voor zelfredzaamheid. Die zijn gemotiveerd: ik wil het zelf doen. Aan de andere kant heb je ouderen, of hun familie, die vinden dat ze er recht op hebben. Want ze hebben er zoveel jaren voor betaald. Of die cliënt vindt het fijn en gezellig dat er iemand over de vloer komt. Maar om de zorg toegankelijk te houden, moeten we de zorg daar houden waar het écht nodig is. Niet alleen binnen de ouderenzorg maar in de gehele zorg kunnen we het niet meer blijven doen op de oude manier.’
Langer Actief Thuis-programma
Met het Langer Actief Thuis-programma heeft Mijzo al succesvol voorgesorteerd op reablement. Twaalf weken lang worden ouderen die hulp nodig hebben intensief begeleid door een ergo- en/of fysiotherapeut, de wijkverpleegkundige en de verzorgende. Evelien: ‘Het is vooral een kwestie van doen en herhalen. En bij de cliënt benadrukken: u hóeft het niet in twee weken te kunnen, we hebben twaalf weken de tijd. We leggen mensen geen druk op. Wel laten we zien wat het iemand oplevert. Als douchen bijvoorbeeld zelfstandig gaat, dan brengt dat automatisch met zich mee dat mensen zelfredzamer worden en ook meer huishoudelijke taken gaan vervullen. Of makkelijker sociale contacten onderhouden.’
‘Zelfredzaamheid is geen must’
Maar, zegt ze er meteen bij, zelfredzaam worden is geen must. ‘Het kan ook zijn dat de hulp bij het douchen moet blijven. Als iemand het zelf kan, maar het betekent dat hij of zij de rest van de dag niets meer kan doen, ga je je doel voorbij.’
Ouderen thuis behandelen
Eerder werkte Evelien als ergotherapeute in een geriatrische instelling. Die ervaring heeft haar ervan bewust gemaakt hoe belangrijk het is om aan te sluiten bij de leefwereld van de oudere. ‘Met de kennis van nu zou ik er veel meer voor pleiten om cliënten in hun eigen huis te behandelen. Liefst met de familie erbij. Want heel vaak zag ik dat een cliënt zich wel kon wassen en aankleden in onze rolstoelaangepaste badkamer. Maar thuis in een douche van één bij één meter ging het niet.’
Als wijkverpleegkundige jezelf overbodig maken
Krijgt zij ook de collega’s van de wijkverpleging mee in haar enthousiasme over reablement? ‘Je ziet veel verschillen. Je hebt de groep die in de zorg is gegaan om te zorgen. Die zijn nog echt van het verwennen, van het vertroetelen. Er is een type cliënt die dat ook fijn vindt. Maar eigenlijk moet je jezelf overbodig maken en niet bij het eerste douchemoment al gelijk de rug gaan wassen en de teentjes helemaal schoon gaan maken. Als dat als cliënt jouw eerste ervaring is met de wijkverpleging denk je al gauw: wel lekker, normaal kan ik daar niet bij. Maar wenselijk is het niet.’
‘Hou die handen maar op de rug’
Daarom is ook de ‘instructie’ aan haar collega’s van belang. ‘Ja, het is belangrijk om samen een cliënt te observeren bij het oefenen. Dan merk ik bij verzorgenden dat ze ongemakkelijk gaan drentelen, dat hun handen gaan wiebelen. “Hou die handen maar op je rug”, zeg ik dan. En uiteindelijk zien ze dat die cliënt het na wat gestuntel toch zelf kan. Dat is voor de verzorgende ook een positieve ervaring. Ach, de één gaat er makkelijker in mee dan de ander.’